Mijnen op het Kerkepad
Huisarts Muller bezorgd… burgemeester Wiessing onderneemt actie…
Nadat de Duitse capitulatie op 10 mei 1945 getekend was, mochten de inwoners van Westervoort vanuit hun evacuatie-adressen langzamerhand in hun woonplaats terugkeren. Door de oorlogshandelingen aan het einde van de oorlog in april 1945 had het dorp zwaar geleden. Vooral bij hun terugtocht hadden de Duitse troepen nogal wat schade aangericht. Zo was de toren van de r.k. kerk opgeblazen en waren er vele mijnen gelegd om de opmars van de geallieerden te hinderen.
En juist door dat laatste oorlogstuig waren er na de oorlog ongeveer dertig ongelukken gebeurd, waarbij ook doden te betreuren waren. Zo leefde het hele dorp mee met de ramp, die de familie Van Laake aan de IJsseldijk overkwam, toen vier leden van de familie en twee toekomstige schoonzoons van hen (Ricahrd Aleven enAntoon Eijkelkamp) op een zomeravond door een ontploffing van landmijnen in de bongerd om het leven kwamen.
Ook de geliefde wachtmeester Cor van de Well, die mensen hielp bij het mijnenvrij maken van hun huis en omgeving, vond de dood bij het verwijderen van een mijn in ’t Slag. En ook onder Duitse soldaten, die zich overgegeven hadden aan de geallieerden en ingezet werden bij het ruimen van (hun eigen) mijnen langs de spoordijk, viel een slachtoffer. De huisarts, dokter H.D. Muller, maakte zich terecht grote zorgen en wel vooral over de situatie aan het Kerkepad – nu Kerkstraat – waaraan de lagere school gelegen was. Hij schrijft daarover op 7 juni 1945 een brief aan de Commissaris van de Koningin in Arnhem. Daarin wijst hij erop dat het Kerkepad weliswaar door de Engelsen van mijnen gezuiverd is en de weg is vrijgegeven, maar dat er in de berm mijnen zijn blijven liggen.
De jeugd is er mee ‘aan het sollen’ geweest, schrijft hij, gelukkig nu zonder ongelukken. Een jongen, die aan het bord morrelde met de Engelse tekst ‘DANGER! You are entering a heavenly mined and booby-trapped area’ zou door de veldwachter gedreigd zijn met de woorden: ‘Wie nog eens aan dat bord komt, schiet ik kapot’. De burgemeester heeft toen de weg afgesloten met een dubbele prikkeldraadversperring, maar die wegafzetting wekt ongenoegen op bij de aanwonenden en is volgens de arts een onnodig en groot ongerief. Hij verzoekt de commissaris dan ook met spoed de mijnen te laten ruimen en het ‘verkeersobstakel’ te laten verwijderen.
Burgemeester Wiessing, door de provincie eind juni om opheldering gevraagd, antwoordt op 24 juli dat de Engelse ‘engineers’ aanvankelijk ongeveer 12 mijnen verwijderd hebben van de smalle, slechts 2,20m brede en gedeeltelijk bestrate weg. Zij hebben die toen in afwachting van de ruiming voorlopig gedeponeerd in de brede berm tussen straat en sloot bij de algemene begraafplaats. Langs die berm heb ik een draadversperring laten aanbrengen, aldus de burgemeester, maar ‘onbevoegden hebben een paar mijnen op de weg getrokken’. Maar het hoofd van de christelijke school, die net als de katholieke lagere school in hetzelfde gebouw gevestigd was, wilde de school niet heropenen alvorens dit ‘door een mijnenveld lopende weggetje radicaal zou zijn afgesloten’, staat in de brief van de burgemeester. En daarom heeft hij de weg maar volledig laten barricaderen. Hij heeft kort geleden contact opgenomen met het Militair Gezag, district Doetinchem, die inmiddels de mijnen uit de bermen heeft laten verwijderen. Uit een kort briefje van het bureau van het MG aan de burgemeester van 13 juli blijkt dat het MG inderdaad zijn instemming heeft betuigd met de afzetting van het Kerkepad ‘aangezien dit de enige mogelijkheid was om ernstige ongelukken te voorkomen’. Aan het einde van zijn brief aan de Commissaris schrijft burgemeester Wiessing nog dat hij het ‘onaangenaam’ vindt dat de huisarts rechtstreeks bij de CdK gereclameerd heeft, zonder eerst bij hem (burgemeester Wiessing) te informeren. De Commissaris laat op 4 augustus weten, dat hij de briefwisseling voor kennisgeving aanneemt, aangezien de mijnen geruimd zijn en de weg is vrijgegeven. De school kon weer open, maar het duurde nog tot in het najaar voor overal in het dorp het gevaar van het achtergebleven oorlogstuig was geweken.
bron: Gelders Archief, archief van GS, wegen binnen Gelderland 1945
Hans Lamers