Mijnen in Westervoort (2)

De Graafschapbode 26-06-1945 (Nieuwsbode)

Even de voorgeschiedenis: De Duitschers zijn weg. Maar hun handlangers liggen verscholen onder de aarde, onder gras en gewas, onder kasten, kisten, klokken, achter spiegels en schilderijen. Ook in den Achterhoek en Lijmers zijn er gebieden, waar de sluipmoordenaar loert en zijn slachtoffers maakt. Moedige „vrijbuiters” gaan er op af, maar één voor één moeten zij hun opruimingswerk met den dood bekoopen, ’t zij vroeg, ’t zij later. Er moet iets gebeuren en er gebeurt niets. Dan neemt Militair Gezag het initiatief deze zaak gewestelijk aan te pakken. En het is gelukkig, want in Winterswijk zit een man met vreemde liefhebberijen, die daar het toezicht heeft op de munitievoorraden en een buitengewone feeling blijkt te bezitten voor alles wat explosief is. Dat is de heer J. de Boer. De heer De Boer gaat naar Berg en Dal naar de mijnopruiming van het 21ste Engelsche leger, hij wordt daar getest, werkt eenige dagen met de Engelschen mee en komt gebreveteerd terug. In de kranten verschijnen de oproepen voor mijnenruimers de goegemeente denkt aan zelfmoord en zoekt maar gauw wat vrooiijker berichtjes op. En toch moet dit werk gebeuren. Er zijn er, die het begrepen en zich aanmelden. Zij vormen de groep der Idealisten. Anderen lokken het avontuur en de duiten, ook zij worden mijnenruimers en als ze het veld ingaan zeggen ze met een grijns „nou maat, je brengt de botjes wel netjes bij moeder thuis”. Na de aanmelding en opleiding vallen nog velen af, gebruikelijk is, dat ongeveer 30% overblijft. En met deze 30% van de afdeeling Doetinchem zijn wij een dag op stap geweest, Ook majoor Kerssemakers en majoor Tromp waren daarbij aanwezig.
Naar de mijnenvelden van Westervoort. Westervoort ligt in een gordel van mijnen. In korten tijd zijn er meer dan twintig slachtoffers gevallen onder de teruggekeerde burgerbevolking. Kortgeleden nog zes tegelijk, toen een hoopje mijnen „vanzelf” explodeerde. Nu werkt luitenant De Boer er met zijn mannen. Hoe geschiedt de mijnopruiming ? We hebben gelezen over vernuftige apparaten. Maar waar halen we die vandaan? Zij berusten bovendien op magnetisme en er zijn mijnen van hout en van glas. Die apparaten zijn goed voor de fronten, zoo zegt luitenant De Boer, maar wij moeten honderd procent zekerheid geven als we een terrein gezuiverd hebben en dat kan niet met apparaten.
Men meende een wals over het gevaarlijke terrein te kunnen trekken, maar wat ln een kuiltje ligt wordt daarmee niet geraakt. Toen werden er aan die wals tanden gezet, de mijn explodeerde inderdaad en de wals vloog de lucht in. Nieuwe wals, nieuwe mijn sprong, wals nummer twee in gruizelen. Naar schatting liggen rond Westervoort 10 à 20.000 Waar halen we 20.000 walsen vandaan? De doeltreffendste manier van mijnenzoeken is het gebruik van den zeer eenvoudigen prikstok. Denkt U maar aan de „anpikkelateurs” uit onze stadsparken. Met dezen prikker wordt onder een hoek van 30 graden het besmette terrein voetje voor voetje afgeprikt. Een behoedzame prik, 5 centimeter verder weer een prik, weer 5 centimeter en weer 5 ; Dan is er plaats om den voet te verzetten. Prik… prik… prik… 5 centimeter… 5 centimeter… 5 centimeter, een voetje verder. De prikker stuit op iets hards. Voorzichtig wordt de grond afgetast. Door tallooze prikjes stelt de man den vorm van het harde voorwerp vast. Vrij groot, rond, moet een Tellermine zijn. Hij waarschuwt de andere prikkers, zij trekken zich wat terug. Omzichtig krabbend met een mesje wordt de gevaarlijke vijand bloot gelegd. Er komt een lang sleeptouw aan. De mannen gaan in dekking en de mijn wordt uit haar kuil gesleept. Luitenant De Boer staat zijn mannen nooit toe een mijn uit den grond te beuren, zelfs niet de kleine Schuhmine, die ter plaatse wordt gedemonteerd. Het is elders namelijk voorgekomen, dat bij het opheffen van een mijn een onderliggend gevaarte tot ontploffing werd gebracht, met catastrofale gevolgen voor de opruimingsploeg. Dergelijke dingen zijn bij Westervoort nog niet geconstateerd. Hier zijn de mijnen namelijk gelegd door Tsjechen en zij hebben het fatsoenlijk gedaan. Hoewel we niet vinden, dat die Holtzmine met 6 kilo trotyl daar tusschen de bloemetjes tegen den huismuur nu zoo erg fatsoenlijk ligt. De leiding is wel zoo wijs op dit fatsoen geen oogenblik te speculeeren. En dat maakt het werk bijzonder omslachtig en tijdroovend. We gaan een tuintje binnen in de mijnenzône. Voorzichtig over het paadje langs het gele lint, want verder zijn de prikkers nog niet geweest. Daar ligt een kistje. Schuif het niet in een onbedachtzame beweging terzijde, het zou den dood kunnen beteekenen voor allen die in de buurt zijn. Zoo is het met een omgevallen paaltje, een dakpan, met den tak van een boom, een tegel, die in den weg ligt. Overat loert het gevaar. Voor ieder voorwerp dat verwijderd moet worden, gaan de mannen in dekking en dan wordt er gesleept. De mijnopruimer dient ieder van zijn bewegingen onder contrôle te hebben. En dat is het inspannende van de dagtaak: niet één seconde verslappen in de aandacht. In het geheel wordt dan ook maar vier uur gewerkt. Twintig minuten prikken, tien minuten rust. Twintig minuten prikken, tien minuten rust. Prik… prik… prik… 5 centimeter… 5 centimeter… 5 centimeter. lets hards. Klein en rond. Het kan een steen zijn, maar ook een potmijntje. Zoo schuifelen de mannen centimeter voor centimeter over het gevaarlijke terrein. De eerste dagen met een angstig en bezwaard hart, nu wat vrijmoediger, want zij hebben reeds een onnoemelijk aantal mijnen gevonden en er is nog steeds niets gebeurd. Het is begrijpelijk, dat in dit stadium de leiding bijzonder op haar hoede is voor elk symptoom van overmoed. Moet zoo centimeter voor centimeter Nederland weer veilig gemaakt worden? „Ja”, zegt luitenant De Boer, „de prikker zal ons moeten bevrijden. Dat lijkt voor de volle honderd procent Idioot. Maar als wij een paar vierkante meter hebben schoongemaakt, zien we trots achterom en denken: dat is tenminste weer vrije Nederlandsche bodem, we hebben het veroverd.” En zoo’n verovering van een paar vierkante meter beteekent dikwijls meer dan alleen maar een stukje grond. In Westervoort b.v. is door het schoonmaken van een halve hectare weer mogelijk geworden het gebruik van een school, een begraafplaats, een kerk en een doorgangsweg. Een ander voorbeeld. Ook ln Westervoort. Door een granaat ls een groot gat ln den dijk geslagen. Voordat het hoog water komt moet dit gat gedicht zijn niet alleen, maar moet de grasmat ook zoo stevig zijn, dat de dijk tegen den druk van het water bestand ls. Doch het terrein ligt midden in het mijnenveld, er kan onmogelijk gewerkt worden. De Burgermijnopruimlngsdienst spant er zich voor, prikt een week lang deze dijkcoupure centimeter voor centimeter af en schept zoo een veilig arbeidsterrein. Het deprimerende van dit werk was echter, dat gedurende de geheele week niet één mijn is gevonden. „Wat was de troep rebelsch!” Doch thans wordt gewerkt ln een gedeelte van “Westervoort, waar een aantal woningen ln de mijnenzône ligt. Het is dankbaar werk. Op vele plaatsen zien we de kleine gele doodskopvlaggetjes als waarschuwing bij de blootgelegde mijnen. Juist ls een bevel afgekomen dat niet meer gezocht mag worden in hoog gras en korenvelden: het Zuiden des lands heeft dit al te veel slachtoffers geëischt onder de mannen van den dienst. Straks zal het rijpe gewas niet geoogst kunnen worden, dan moeten de velden verdorren en het vuur zal ze kaal branden. Dat is hard in een tijd van voedselschaarschte… harder echter is ’t verlies van menschenlevens ln vredestijd. Bij de bezoekers en zeker ook bij het publiek rijst de vraag: waarom laat men Duitschers en N.S.B.-ers dit gevaarlijk werkje niet opknappen? Inderdaad ligt het in de bedoeling. Maar er zijn vele bezwaren aan verbonden. Welke N.S.B.- ers mogen dit doen ? „Ik zou niet graag met een kogelcandidaat het veld ingaan”, aldus luitenant De Boer. Alleen de z.g. lichte gevallen komen hiervoor in aanmerking. Om sabotage te voorkomen, is het noodig te beschikken over goede ploegbazen. Die zijn er op het oogenblik niet voldoende en de opleiding heeft heel wat voeten in de aarde. Bij alles, ook bij het werk van de bestaande ploegen — ln Winterswijk ls er een in opleiding — is het gebrek aan vervoermiddelen het groote bezwaar. Aan de lunch werd ons het volgende staaltje verteld en het kadetje smaakte bepaald even veel minder lekker: In het zwaar geteisterde en nog zeer onveilige Oosterbeek werkt een ploeg van den Burgermijnopruimingsdienst. De mannen, die het moeilijke leven leiden van pioniers, moeten lederen dag 1 1/2 uur loopen om het arbeidsterrein te bereiken, terwijl het voor hun eigen veiligheid noodig is, dat zij honderd procent frisch aan den slag gaan. Elders werken Duitsche krijgsgevangenen aan de mijnoprulmlng. Zij worden ln comfortabele wagens gebracht. Dat moest natuurlijk juist andersom. Maar de krijgsgevangenen ressorteeren onder het geallieerde leger en dat heeft vervoermiddelen; de Burgermijnopruimingsdlenst staat onder Militair Gezag en dat heeft niets ter beschikking te stellen. Luitenant De Boer verzucht met een somber en een beetje dreigend gezicht — zooals reeds velen voor hem gedaan hebben — „waarom komen onze wagens niet terug uit Duitschland ?” „De plannen zijn mooi, maar zij kunnen niet verwezenlijkt worden. Ondanks dat gaan wij door met mijnen uit den grond te halen.” Wat er met de gevonden mijnen gebeurt? Het antwoord op deze vraag is bijna overbodig, want over den ganschen Achterhoek en de Lijmers dreunen de explosies. Sommige worden gedemonteerd, doch voor het meerendeel gaan zij naar het uiterwaard, waar luitenant Wijnen met een kleine ploeg dit Duitsche venijn tot ontploffing brengt. Het dreunt in den Achterhoek, het dreunt in Arnhem en Oosterbeek, het dreunt over heel Nederland. Het is het lied der bevrijding, waaraan met levensgevaar, en door de mannen die wij zagen met groot enthousiasme wordt gewerkt. Moge hun werk thans de waardeering vinden, die het verdient!

De Rotterdammer 08-06-1945

Dat bij het opruimen van landmijnen te Westervoort gisteren zes personen om het leven zijn gekomen. Een boer was met zijn zoon, beide dochters en twee aanstaande schoonzoons op zoek naar mijnen. Een hunner heeft daarbij op een mijn getrapt met het treurige gevolg, dat allen werden gedood.

met dank aan Willy Hetterschijt, die ons wees op deze artikelen.